De Liefde zweeg voor langere tijd. We waren samen en we waren tegelijkertijd met iedereen. Wij wáren iedereen. En dat voelde zó vanzelfsprekend dat ik er van schrok dat ik dat nu pas voelde, of nee, laat ik het anders zeggen, dat ik me dat nu pas gewáár was.
“De mens heeft léf nodig om me toe te laten.” sprak De Liefde, “Leed is liefde concludeerde je daarjuist. Daarmee is liefde ook leed.”
Ik liet dit even op me inwerken en zag opeens alle keren op het venster voorbijkomen dat ik volschoot wanneer ik werkelijke liefde kreeg van iemand. Zo’n moment dat een vriend mijn hand pakte toen ik het moeilijk had bijvoorbeeld. Of dat iemand zijn dank uitsprak voor mijn verdiensten. Ik zag hoe de angst me overviel als iemand me vroeg: ‘Houd je van me?’ of, ook zo een…, als iemand me zéi: ‘Ik hou van je’. Ik zag hoe het oude pijnen raakte van afwijzing en uitsluiting en hoe groot die pijn was.
“Liefde kan beangstigend zijn,” zei ik, “…overweldigend.”
“Juist!” sprak De Liefde. “En ze dan toe te laten op de momenten dat angst je overspoelt.”
“Of ze toe te laten op de momenten dat dat wat ik liefheb in gevaar komt en ik overspoeld word door woede, haat of wrok…” vulde ik aan.
“Je snapt het,” zei De Liefde, “op exact dát moment heb je de keuze. Geef je ruimte aan mijn manifestatie, zoek je mij daar of geef je je over aan woede, wrok of haat?.”
“Maar hoe doe ik dat,” vroeg ik, “jou manifesteren, als ik overspoeld word?.”
“Door naar binnen te kijken en mij gewaar te worden. Boeddhistische kloostermonniken zijn daar aardig in bedreven bijvoorbeeld. Zij oefenen er dan ook dagelijks in. De gemiddelde andere mens is veel te druk met het najagen van geluk dat ze aan veel van mijn manifestaties voorbij gaat en… Oh, het is tijd voor je zie ik.”
Het venster toonde mij liggend op de operatietafel. Ik zag de sinuscurve op de aan mij gekoppelde hartslagmonitor weer ritmisch uitslaan. Mijn hart klopte weer en ik ademde weer min of meer zelfstandig.
“Echt?!” riep ik, “Maar ik heb nog zoveel vragen!”
“En dat is goed,” sprak De Liefde, want als je de antwoorden zou hebben zou je stil blijven staan. Dan zou je geen reden meer hebben tot onderzoeken, tot bewegen. Kijk gewoon goed om je heen op aarde. Je zult me vaker tegenkomen dan voorheen. Ik ben overal. Je hoeft alleen maar te zien.”
Op dat moment voelde ik de bodem onder me wegzakken en verdween ik in een tunnel van licht. Beneden aangekomen waren er de artsen en de verpleegkundigen, die me als een familie opvingen. Me welkom terug heetten. Ik zag de opluchting en de blijheid in hun ogen, de dankbaarheid in hun wezen. Ik zag de manifestatie van De Liefde zoals ik het boven had leren kennen.
En ik voelde boosheid in mijn opwellen. Omdát ze me teruggehaald hadden. Van de plek waar ik het zo goed had. Waar ik één was met wat is. Met alles. Nu was ik weer een afgesloten individu. En ik besefte me… ‘Oké, nu begint het pas.…’
(Morgen meer)
___________
2023 ©Hugo Vos
Om zijn proza-pen te scherpen schrijft én publiceert Hugo Vos iedere avond in 2023 een klein stukje van een kort verhaal.
Op zondagavond begint hij, om vervolgens pas de volgende avond verder te schrijven. Een hele week lang. Op zaterdagavond moet het verhaal tot een einde komen. Geen idee waar hij uitkomt. Geen idee of het lukt. Een jaar lang. Iedere week opnieuw.
(Heb je een leuke titel, een foto of een thema als input voor een nieuw verhaal? Voel je vrij om je suggesties te droppen. Wie weet pakt hij het op.)