Selecteer een pagina

Mariska heeft me de weken daarna streetwise gemaakt. “Die hond moet je houden,” was het eerste wat ze zei, “die is een goudmijn” We hadden met z’n drieën onder de brug geslapen. Zij op onze plek, ik was met Puk aan de overkant gaan liggen.Ik zag hoe ze haar kwartier maakte met een stuk bouwzeil, een versleten yoga-matje en een aftandse slaapzak. Alles uit haar tassen gevist. Ik zag ook hoe ze nog een stuk koek uit haar tas viste en opat. Ze had dus toch eten. 

De volgende dag nam ze ons mee naar het centrum. Daar zat een daklozenopvang die ’s morgens koffie uitdeelde en brood. Ze werd door iedereen hartelijk begroet en ontvangen. Ze had een duidelijk netwerk hier. Ze riep: “Jongens, we hebben een nieuwe!” Iedereen keek mijn kant op. Puk deed haar staart tussen de benen. “Hij heeft niks om afhandig te maken, dus spaar je de moeite!” Ze schaterde. Iedereen ging weer verder waar ie mee bezig was. 

Ze stelde me voor aan de vrijwilligers van dienst, die me, toen ze de kans kregen, meteen wilden redden. Waar ik woonde? Of ik iets nodig had? Hoe ik op straat terecht gekomen was? Of er een weg terug was? Of ik nog ergens terecht kon? En of ik het op prijs stelde als ze voor me zouden bidden. Dat soort zaken. Ik wimpelde het allemaal af. Op de een of andere manier voelde en wist ik dat ik hier op straat lessen zou gaan leren die ik ‘thuis’ nooit zou leren. 
Wat ook zo was.

Ik leerde snel. Waar je terecht kon voor koffie en wat te eten zonder dat men lastige vragen ging stellen. “Zijn ze al voor je aan het bidden?” grinnikte ze. Ik vertelde haar dat ik hun aanbod vriendelijk had afgeslagen maar dat ze waarschijnlijk ongevraagd toch wel stiekem voor me zouden bidden. 
Mariska leerde me waar je ’s-nachts allemaal kon slapen. Het Leger des Heils bijvoorbeeld, maar daar moest je altijd een paar euro betalen. ‘Zondegeld’ vond ze en huisdieren werden er niet toegelaten. De ‘Daklozenopvang’, ook zo’n plek, “Daar kun je beter niet heen,” zei ze, “teveel agressie.” 
Ze leerde me voedsel scoren uit de containers van de supermarkten. Daar werd veel weggegooid dat nog prima was, maar ‘over tijd’. Ze wees me op watertappunten. Ze leerde me gebruik te maken van de ophaaltijden van de het grofvuil. Wanneer de kledingcontainers vol raakten en hoe je daar altijd wel wat nuttigs vond als je rond die tijd ging snuffelen.
Ze leerde me welke afvalbakken lucratief waren en welke niet. En ze leerde me de edele kunst van het bedelen.

Inderdaad, Puk bleek een goudmijn. Ze trok de aandacht met haar scheve koppie en leverde me praatjes en extra’s op. Vriendelijke vrouwen brachten vaak iets lekkers voor haar mee als ik naast de supermarkt zat te bedelen. Brokken of vleesbakjes. Dan gaven ze mij ook wat broodjes en wat geld. “Altijd vriendelijk zijn, maar wel écht!. Mensen hebben meteen door of je het meent.” had Mariska me op mijn hart gedrukt.


Mijn geld verstopte ik in een blikje op een geheime plek waar zelfs Mariska niets van wist. Want, mede dankzij Puk kwam er zoveel voedsel binnen dat ik eigenlijk nooit iets hoefde te kopen. 


Maar het meeste leerde ik nog over mensen en hun oordelen. Ik weet dat jullie ook over mij oordelen. Ik ben niet gek. Jullie oordelen over hoe ik hier zo gekomen ben. Vinden me een slapjanus en zo. Maar ik leef mijn leven. Op mijn manier. Ik ben een waardevol mens. En heus. Mijn tijd komt wel.

(Morgen meer)
___________
2023 ©Hugo Vos

Om zijn proza-pen te scherpen schrijft én publiceert Hugo Vos iedere avond in 2023 een klein stukje van een kort verhaal. 
Op zondagavond begint hij, om vervolgens pas de volgende avond verder te schrijven. Een hele week lang. Op zaterdagavond moet het verhaal tot een einde komen. Geen idee waar hij uitkomt. Geen idee of het lukt. Een jaar lang. Iedere week opnieuw.

(Heb je een leuke titel, een foto of een thema als input voor een nieuw verhaal? Voel je vrij om je suggesties te droppen. Wie weet pakt hij het op.)

Dit delen: