Was ik maar een Chimpansee.
Die maken er wat van. Die spelen het spel van aankijken, wegkijken, geheimtaal met de ogen, aantrekken, afstoten.
Maar ik, wij, met z’n allen… bij ons in de troep, nee, bij ons in de soort is het verworden tot een routinematig iets dat er gewoon bij hoort. En dat terwijl de jongelingen in onze troep allemaal erg aantrekkelijk zijn.
Vooral Halfoor. Ik noem hem maar even zo omdat hij door een of ander voorval nog maar een half linkeroor heeft. Totaal niet van belang verder, maar zo kan ik hem een naam geven. Misschien is het juist wel dat halve oor dat hem zo aantrekkelijk maakt. Hij heeft een geschiedenis, heeft iets meegemaakt en iets te vertellen. Zo heeft hij iets speciaals en wordt hij een opvallend individu.
Oh hij heeft me al menigmaal genomen hoor. Net als alle anderen. Dat doet iedereen hier in de troep, of moet ik het een commune noemen? Iedereen doet het met iedereen. Man, vrouw, jongeling, het maakt niet uit. We doen het heel erg vaak met elkaar. Alles en iedereen met en door elkaar ook nog eens. Het neemt zo lekker de spanning weg die er soms kan hangen.
Maar wat is het dan nog waard? Wat ben ik nog waard?
Ik wil zo graag aantrekkelijk gevonden worden. Dat ik ergens zit op een tak bijvoorbeeld. Dat ik me met een béén vasthoud en dat ik het andere been wat losjes laat bungelen. Dat halfoor dan voorbij loopt, mijn been ziet. Dat er dan iets voelbaar wordt. Dat ik de ontrust in zijn lijf zie ontstaan. Dat hij mijn blik vangt. Dat ik dan schalks naar de grond wegkijk en dat ik dan weer zijn blik zoek. Dat hij me dan nog steeds aankijkt en dan zelf wegkijkt, wat schichtig om zich heen kijkt om te zien of er niet een alfa in de buurt is.
Dat hij dan naast me komt zitten. Me begint te vlooien. Eerst mijn schouder, dan voorzichtig naar voren. Dat hij me dan aan blijft kijken terwijl hij vlooit. En toch af en toe rondkijkt op zoek naar alfa’s omdat we beiden weten: Dit wordt niet gewaardeerd.
Zoals dat gaat bij de chimps.
Dat hij in de plooi onder mijn borsten vlooit. En dat ik hem dan terug vlooi. Zijn borstkas, zijn buik, steeds verder naar beneden. Dat ik dan zijn roze roede tegenkom. Er omheen vlooi. En dat er dan een alfa passeert en hij hem dan moet verbergen. En dat ik mezelf daarna aan hem aanbied door voor hem te gaan staan en hem mijn gezwollen opening laat zien. En dat hij dan daarna mij… Niet uit spanning en opwinding van ongemak. Maar vanuit een wíllen. Noem het een verlangen, liefde. Omdat ik IK ben. En dat ik dan net geen kreetjes slaak om de alfa’s niet te alarmeren.
Maar nee… ik ben een bonobo. We doen het omdat het kan en omdat het moet. Om ruzies te beslechten of om gunsten te verkrijgen.
Was ik maar een Chimpansee. En Halfoor ook…
(Morgen meer)
___________
2023 ©Hugo Vos
Om zijn proza-pen te scherpen schrijft én publiceert Hugo Vos iedere avond in 2023 een klein stukje van een kort verhaal.
Op zondagavond begint hij, om vervolgens pas de volgende avond verder te schrijven. Een hele week lang. Op zaterdagavond moet het verhaal tot een einde komen. Geen idee waar hij uitkomt. Geen idee of het lukt. Een jaar lang. Iedere week opnieuw.
(Heb je een leuke titel, een foto of een thema als input voor een nieuw verhaal? Voel je vrij om je suggesties te droppen. Wie weet pakt hij het op.)