Het hotel lag gesitueerd tegen de rand van de stad. De bescheiden entree had vier witte traptreden naar een glazen deur met houten greep. Daar leek het nog wat. Maar als je naar binnen liep was het al snel duidelijk dat de glorie ergens in het verleden vergaan was.
De koperen bel stond op de houten balie waar een zwart geverfde rand omheen liep. Achter de balie keek je op de postvakken met de kamernummers. In de meeste vakken lag de knots met de kamersleutel eraan. In één van de vakjes lag een brief en uit een andere stak een krant.
Naast de postvakken hing een rood velours gordijn dat toegang gaf tot iets van een ruimte daarachter.
Het rook er een beetje muffig. Achter het gordijn was het geluid van een televisie te horen.
Toen Jan Vermeer de lobby binnenliep en de deur achter zich sloot was hij niet verrast. Hij liep doelgericht op de balie af en gaf een klap op de bel. Er was in de afgelopen jaren niks veranderd. En hij wist wat er nu zou gaan gebeuren.
___________
2023 ©Hugo Vos
(Dit is een bemoeiverhaal.
Je kunt je met het verloop van dit verhaal bemoeien. Welke vragen heb je bij dit verhaal? Waar wil je graag antwoord op? Wat hoop je dat er gaat gebeuren?
Zet het in een commentaar hieronder en wie weet neem ik het mee in het vervolg)
Om zijn proza-pen te scherpen schrijft én publiceert Hugo Vos iedere avond in 2023 een klein stukje van een kort verhaal.
Op zondagavond begint hij, om vervolgens pas de volgende avond verder te schrijven. Een hele week lang. Op zaterdagavond moet het verhaal tot een einde komen. Geen idee waar hij uitkomt. Geen idee of het lukt. Een jaar lang. Iedere week opnieuw.