Jan Vermeer liep terug naar kamer drie om te zien of er nog iets te redden viel. In de gang stonden de gasten uit de andere kamers samengedromd. “Wat is gebeurd?” vroeg de communicatietrainer. “Ja, wat is er aan de hand?”, vroeg de acteur. De theaterdocent keek met zijn hand voor zijn mond kamer drie in. “Het is verschrikkelijk!”, zei hij. De vader kwam aangelopen. “Moet ik iets doen?” en de liefdespartner leunde wat bleekjes tegen de muur.
“Ga allemaal weer naar uw eigen kamer alstublieft. Er is niks om u zorgen over te maken! Er is een klein incident gebeurd met de schrijver, maar het gaat allemaal weer goed komen.” Er parelde zweet op zijn voorhoofd.
“Dat is die criticus die er door Stuivenberg is uitgezet,” fluisterde de acteur tegen de theaterdocent, “Onmogelijke man!”
“Gaat het hotel nou dicht?”, vroeg de liefdespartner.
“Mensen gaat u alstublieft naar uw kamers terug. Er is voor iedereen werk aan de winkel, u kunt dat niet zomaar laten vallen en ermee stoppen. Er zijn mensen afhankelijk van u. Pak uw verantwoordelijkheden!”
“Het is zo’n fijne man, die schrijver,” fluisterde de vader, “Hij kan zo fijn vertellen.”
“Ik vind met name zijn gedichten zo bijzonder,” zei de liefdespartner, “Die dóen iets met me!”
“Gaat naar uw kamers!”, sommeerde Jan Vermeer. De gasten dropen zorgelijk af.
Jan Vermeer stapte kamer 3 in en raapte wat kleuren bij elkaar. Het hing in vellen over alles heen. Met zijn handen vol keerde hij terug naar het kamertje achter de gordijnen.
Maria Stuivenberg zat naast de schrijver en bekeek het gapende gat aandachtig. “Ik heb werkelijk nog nooit zoiets gezien,’ zei ze, “het is afschuwelijk en mooi tegelijk.”
“Maar wat ben ik aan het creëren nu?” vroeg de schrijver. “Ik was begonnen met een bemoeiverhaal toen het plotseling volledig uit de hand liep. Ik verdroeg het niet meer! Ik schreef jullie twee mijn verhaal in en kreeg wat suggesties, maar ik kreeg het allemaal niet bij elkaar gevoegd! Toen schreef ik die metaalachtige klik en jullie dialoog en toen BOEM.”
“Stil maar,” zei Maria Stuivenberg, “Jan Vermeer en ik lappen je weer op, en voor je het weet schrijf je weer als vanouds.”
“Maar ik weet niet of ik dat nog wel wil!”, sprak de schrijver, “Ik ben zo moe!”
“Je gaat gewoon weer schrijven,” zei Maria Stuivenberg, “Kijk maar, daar is Jan Vermeer met je creatieve brein, of wat er van over is… Dat zetten we terug en ‘voila!’”
Jan Vermeer liep naar de schrijver en zijn gapende gat. “En nu?”, vroeg hij aan Maria Stuivenberg, “Gewoon terug erin stoppen?”
“Ik heb geen idee,” zei Maria Stuivenberg, “Dat is aan de schrijver zelf. Die ligt dit hier allemaal te verzinnen.”
“En wat als het misgaat?” vroeg Jan Vermeer.
“Ja, weet ik veel!”, zei Maria Stuivenberg, “In het ergste geval houden wij op te bestaan en gaat ie hele andere dingen schrijven. Niks doen is sowieso geen optie.”
“In het ergste geval houden wij op te bestaan…” herhaalde Jan Vermeer. Hij slikte en zijn handen begonnen te trillen.
(Morgen meer)
___________
2023 ©Hugo Vos
Om zijn proza-pen te scherpen schrijft én publiceert Hugo Vos iedere avond in 2023 een klein stukje van een kort verhaal.
Op zondagavond begint hij, om vervolgens pas de volgende avond verder te schrijven. Een hele week lang. Op zaterdagavond moet het verhaal tot een einde komen. Geen idee waar hij uitkomt. Geen idee of het lukt. Een jaar lang. Iedere week opnieuw.
(Heb je een leuke titel, een foto of een thema als input voor een nieuw verhaal? Voel je vrij om je suggesties te droppen. Wie weet pakt hij het op.)