in het ochtendgloren
spiegelt mij een kraai
vol kraaienpoten aan
en krast mijn stoppelkin
’s avonds was ik nog
die paradijsvogel voor jou
ik paradeerde wulps
en floot mijn liefdeswijs
wat gebeurt er toch
des nachts
dat ik daar steeds
mijn verenpracht verlies?ik zou toch juist
heel kwiek en fief
de ochtend tegemoet
kunnen kwinkeleren?
maar nee, dan jij mijn schat
jij blijft een suikerdiefje in je pon
een goudsijs ook buiten de lakens
de diamantvogel van het kussen
Teken de eerste vogel die je ziet