ik keek een tijdje rond
in de kelders van mijn ziel
daar waarvan ik liever niet heb
dat jij weet dat het bestaat
het was er kil
en donker
zoals te verwachten was
hoorde
plup
…
plup
…
plup
…
rook de schimmel
van mijn verdorven gedachten
zag er de stoffige tonnen
vol ingehouden woede
slordig op stapels
vergistend tot de bittere drank
van haat
ik struikelde
over onuitgepakte dozen zelfrespect
(wist ik veel dat ik dat op voorraad had)
over de grond krioelde het ongedierte
van gevoelens die ik daar
had losgelaten
omdat ik ze in het licht
echt niet gebruiken kon
er woei een koude bries
langs mijn nek
in licht van het beragde raampje
zag ik de emmers
vol met niet geplengde tranen
op de doorgezakte planken
aan de muur
de stapels onuitgesproken liefdesbetuigingen
vergeeld
vergaan
onbruikbaar nu
ach naïeveling die ik toch ben.
ik zeul dit allemaal maar mee
terwijl ik dacht het allemaal kwijt te zijn
Teken het smerigste wat je vandaag hebt gezien